Monde­linge vraag aan de Europese Commissie over de tege­moet­koming aan buiten­landse handels­zorgen aangaande nieuwe criteria voor de iden­ti­fi­catie van hormoon­ver­sto­rende stoffen


Indiendatum: jan. 2017

Vraag met verzoek om mondeling antwoord
aan de Commissie
Artikel 128 van het Reglement


Anja Hazekamp, Merja Kyllönen, Kate?ina Kone?ná, João Ferreira, João Pimenta Lopes, Stefan Eck, Miguel Viegas, Xabier Benito Ziluaga, Estefanía Torres Martínez, Eleonora Forenza, Marisa Matias, Ji?í Maštálka, Younous Omarjee, Paloma López Bermejo, Anne-Marie Mineur, Fabio De Masi, Marina Albiol Guzmán, Rina Ronja Kari, Maria Lidia Senra Rodríguez, namens de GUE/NGL-Fractie
Pavel Poc, Piernicola Pedicini, Bart Staes

Onlangs hebben verschillende media passages gepubliceerd uit de notulen van een vergadering tussen ambtenaren van de Commissie en ambassadeurs van de VS, Canada, Argentinië en Brazilië over het ontwerpvoorstel van de Commissie om nieuwe criteria vast te stellen voor de identificatie van hormoonontregelende stoffen.

Uit deze notulen blijkt dat de Commissie de ambassadeurs, die hun bezorgdheid over de nieuwe criteria hadden geuit, heeft gerustgesteld met de verzekering dat het ontwerpvoorstel voorziet in de mogelijkheid om maximumresidugehalten (MRL's) vast te stellen. De Commissie stelde dat dit moet worden beschouwd als een ambitieus voorstel dat tegemoet wil komen aan de bekommernissen van de ambassadeurs.

De mogelijkheid om MRL's vast te stellen voor hormoonontregelende stoffen stuitte in het Parlement op brede kritiek, ook van verschillende ENVI-leden. De reden hiervoor is dat de vaststelling van dergelijke maximumgehalten op risico (en niet op gevaren) gebaseerd is, en derhalve niet langer in overeenstemming is met het voorzorgsbeginsel. Het voorstel zou ook een inbreuk vormen op Verordening (EG) nr. 1107/2009, waarin is bepaald dat een werkzame stof, beschermstof of synergist slechts wordt goedgekeurd wanneer deze "niet wordt geacht hormoonontregelende eigenschappen te hebben die schadelijk kunnen zijn voor de mens, tenzij de blootstelling van mensen aan die werkzame stof, die beschermstof of die synergist in een gewasbeschermingsmiddel in realistische voorgestelde gebruiksomstandigheden te verwaarlozen is".

De Commissie heeft steeds verklaard dat de wetgeving van de Unie op onafhankelijke wijze wordt vastgesteld. Zij heeft tevens verklaard dat handelsovereenkomsten geen invloed zouden hebben op deze onafhankelijkheid, noch op de toepassing van het voorzorgsbeginsel dat de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en het milieu moet beschermen.

1) Erkent de Commissie dat zij, door toe te geven aan de bekommernissen van de ambassadeurs, niet langer kan claimen dat zij onafhankelijk te werk is gegaan?

2) Erkent de Commissie dat het ontwerpvoorstel als gevolg hiervan is beïnvloed door buitenlandse handelsbelangen en niet beantwoordt aan zijn doel, namelijk de gezondheid van mensen en dieren en het milieu te beschermen?

Original text

Recently, several media outlets have published excerpts from the minutes of a meeting between Commission officials and ambassadors from the USA, Canada, Argentina and Brazil on the subject of the Commission’s draft proposal to define new criteria for identifying endocrine disruptors.

The minutes show that the Commission addressed the concerns expressed by the ambassadors regarding the new criteria, specifically by reassuring them that the draft proposal foresees the possibility of establishing Maximum Residue Levels (MRLs), arguing that these should be accepted as an ambitious proposal with a view to addressing the concerns of the ambassadors.

The possibility of establishing MRLs for endocrine disruptors has widely been criticised by Parliament, including by several ENVI Members. The reason is that identifying such levels would be risk-based (as opposed to hazard-based) and, thus, no longer in line with the precautionary principle. Furthermore, it would be in breach of Regulation (EC) No 1107/2009, which lays down that an active substance, safener or synergist shall only be approved if ‘it is not considered to have endocrine disrupting properties that may cause adverse effect in humans, unless the exposure of humans to that active substance, safener or synergist in a plant protection product, under realistic proposed conditions of use, is negligible’.

The Commission has always stated that Union legislation is drafted independently. In this regard, it has also expressed that trade agreements would not have an effect on this independence, nor on the application of the precautionary principle that serves to protect public health, animal health and the environment.

1) Does the Commission acknowledge that by accommodating the ambassadors’ concerns, its claim to independence is no longer sustainable?

2) Does the Commission acknowledge that, as a consequence, the draft proposal is biased by foreign trade concerns and is not serving its purpose, that is, to protect human health, animal health and the environment?

NL

E-001193/2017

Antwoord van de heer Andriukaitis

namens de Commissie

(18.4.2017)

De Commissie heeft op 15 juni 2016 twee ontwerp-wetgevingshandelingen ingediend — een in het kader van de biocidenverordening, de andere in het kader van de verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen — waarin de criteria zijn vastgesteld voor de identificatie van hormoonontregelende stoffen[1].

De voorgestelde criteria zijn gebaseerd op wetenschappelijke gegevens en waarborgen een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. De Commissie is niet van mening dat de bewijslast te zwaar is aangezien vooraf in de criteria is aangegeven dat de identificatie van hormoonontregelende stoffen gebaseerd kan zijn op dierproeven en dat het niet nodig is om aan te tonen dat deze stoffen ongunstige gevolgen hebben voor de mens. Verder moeten alle relevante wetenschappelijke gegevens, met inbegrip van in-vivo-, in-vitro- en, voor zover van toepassing, in-silico-onderzoeken, worden beoordeeld op basis van bewijskracht.

De Commissie is van oordeel dat de vaststelling van een aparte categorie van "mogelijke" hormoonontregelaars niet zinvol is. Een dergelijke indeling in categorieën in een regelgevingskader zou de rechtszekerheid voor regelgevende instanties en belanghebbenden verminderen aangezien in de pesticiden- en biocidenwetgeving geen gevolgen op regelgevingsgebied zijn voorzien voor verschillende categorieën van hormoonontregelende stoffen.

De besprekingen met de lidstaten en de deskundigen over de criteria zijn nog aan de gang. Alle teksten die worden besproken en alle notulen van die vergaderingen worden gepubliceerd op de website van de Commissie om een zo groot mogelijke transparantie te waarborgen[2].

[1] https://ec.europa.eu/health/endocrine_disruptors/policy_en

[2] https://ec.europa.eu/health/endocrine_disruptors/next_steps_en