Vragen over CETA en de afzwakking van de Europese normen inzake voed­sel­vei­ligheid


Indiendatum: feb. 2020

Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord
aan de Commissie
Artikel 138 van het Reglement
Anja Hazekamp

Volgens twee recente rapporten (1) zou de Commissie aan Canada beloofd hebben dat zij de Europese normen inzake voedselveiligheid zou afzwakken, met name wat de grenswaarden voor residuen van pesticiden betreft. Na samenwerking op regelgevingsgebied in het kader van CETA en intensief lobbywerk van de chemische industrie zou de Commissie beloofd hebben af te stappen van de op gevaren gebaseerde benadering en zou zij bereid zijn hogere maximumwaarden toe te staan voor residuen van gevaarlijke pesticiden die in de EU verboden zijn.

1) Hebben de Commissie en voormalig commissaris Andriukaitis tegenover lobbyisten en Canada verklaard dat, in het licht van de bedenkingen van belanghebbenden, de lidstaten en derde landen, een risicobeoordeling zou worden verricht van producten die krachtens de op gevaren gebaseerde benadering verboden zijn? Zo ja, hoe kan de Commissie dit verklaren en verantwoorden?

2) Heeft de Commissie aan Canada beloofd dat de doelstelling op de lange termijn is om af te stappen van op gevaren gebaseerde drempelcriteria als grondslag voor regelgevingsbesluiten? Zo ja, wanneer hebben het Parlement en de Raad ermee ingestemd om van de op gevaren gebaseerde benadering af te stappen?

3) Zal de Commissie Canada meedelen dat de EU zich volledig committeert aan de op gevaren gebaseerde benadering, het voorzorgsbeginsel en transparantie, en dat de maximumwaarden voor residuen en de invoertolerantie voor gevaarlijke pesticiden (drempelcriteria) niet zullen veranderen? Zo niet, waarom niet?


Indiendatum: feb. 2020
Antwoorddatum: 3 jun. 2020

Antwoord van mevrouw Kyriakides
namens de Europese Commissie

In het door het geachte Parlementslid genoemde verslag worden de standpunten van interne Canadese documenten ten onrechte weergegeven als de standpunten die zijn ingenomen door de Commissie of door de gezamenlijke comités van de EU en Canada in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA). Het citaat waarnaar wordt verwezen, komt niet overeen met de standpunten van de Commissie.

1. Canada heeft zoals alle niet-EU-landen het recht om “invoertoleranties” — maximumresidugehalten (MRL’s) voor bestrijdingsmiddelen in producten die naar de EU worden uitgevoerd — aan te vragen. Overeenkomstig de EU-wetgeving inzake MRL’s[1] en internationale regels heeft de Commissie Canada ervan in kennis gesteld dat alle verzoeken om invoertolerantie een risicobeoordeling ondergaan.

2. De EU houdt rekening met de bezorgdheid van niet-EU-landen over de mogelijke gevolgen van EU-maatregelen voor de handel en is bereid specifieke gevallen en overgangsperioden te bespreken, op voorwaarde dat het beschermingsniveau van de EU niet in het gedrang komt. De EU geeft in de Commissie voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie regelmatig gedetailleerde uitleg over de wetenschappelijke logica en de noodzaak van de door haar genomen sanitaire en fytosanitaire maatregelen en over de uitvoering daarvan.

3. De Commissie verbindt zich tot het uitvoeren van alle EU-bepalingen, met inbegrip van de goedkeuringscriteria die op gevaren gebaseerde elementen van Verordening (EG) nr. 1107/2009[2] bevatten, en tot het toepassen van het voorzorgsbeginsel dat ten grondslag ligt aan het EU-recht inzake bestrijdingsmiddelen en de residuen daarvan. Het Europees Parlement en de Raad hebben maatregelen vastgesteld om de transparantie van het risicoanalyseproces te versterken[3]. Wijzigingen inzake MRL’s en invoertoleranties vinden plaats overeenkomstig de EU-wetgeving inzake MRL’s en op basis van de meest recente informatie die relevant is voor de bescherming van de Europese consument en wijzigingen in de erkende goede landbouwpraktijken. Zij blijven in overeenstemming met het beginsel dat MRL’s zo laag als redelijkerwijs mogelijk moeten worden vastgesteld.


[1] Verordening (EG) nr. 396/2005 (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

[2] PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

[3] Verordening (EU) 2019/1381 (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).