Ontwerp­re­so­lutie over een nieuwe dieren­wel­zijn­stra­tegie voor de periode 2016-2020


24 november 2015

ONTWERPRESOLUTIE

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1107/2015

ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

over een nieuwe dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020
(2015/2957(RSP))

Anja Hazekamp, Stefan Eck, Neoklis Sylikiotis, Takis Hadjigeorgiou, Helmut Scholz, Sabine Lösing, Kostas Chrysogonos, Stelios Kouloglou, Kostadinka Kuneva, Lola Sánchez Caldentey
namens de GUE/NGL-Fractie
Keith Taylor, Bart Staes
namens de Verts/ALE-Fractie
Janusz Wojciechowski

B8-1281/2015

Resolutie van het Europees Parlement over een dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020

(2015/2957(RSP))

Het Europees Parlement,

– gezien artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, interne markt en onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte, de Unie en de lidstaten ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten, met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed,

? gezien artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid,

? gezien artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over de instelling en de werking van de interne markt,

? gezien artikel 168, lid 4, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake maatregelen op veterinair en fytosanitair gebied die rechtstreeks gericht zijn op de bescherming van de volksgezondheid,

? gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over de evaluatie en beoordeling van het actieplan dierenwelzijn 2006-2010[1],

? gezien de mededeling van de Commissie van 15 februari 2012 over een strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 (COM(2012)0006/2),

? gezien zijn resolutie van 4 juli 2012 over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015[2],

? gezien zijn resolutie van 15 april 2014 over het voorstel voor een verordening betreffende de diergezondheid[3],

? gezien zijn resolutie van 15 april 2014 voor een verordening betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, 1829/2003, 1831/2003, 1/2005, 396/2005, 834/2007, 1099/2009, 1069/2009, 1107/2009, de Verordeningen (EU) nr. 1151/2012 en [….]/2013, en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG, 2008/120/EG en 2009/128/EG (verordening officiële controles)[4],

? gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 getiteld "Opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren" (COM(2009)0584),

? gezien Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden[5],

? gezien de mededeling van de Commissie van 24 juli 2009 over de toetsing 2009 van de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (COM(2009)0400),

? gezien de Europese Verklaring over alternatieven voor de chirurgische castratie van varkens;

? gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie[6],

? gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over de EU-landbouw en internationale handel[7],

? gezien zijn verklaring van 15 maart 2012 over de vaststelling van een maximale reisduur van acht uur voor slachtdieren die binnen de Europese Unie worden vervoerd[8],

? gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 april 2015 in zaak C-424/13, Zuchtvieh-Export GmbH v Stadt Kempten,

? gezien zijn verklaring van 13 oktober 2011 betreffende het beheer van de hondenpopulatie in de Europese Unie[9],

? gezien de gezamenlijke verklaring over dierenwelzijn van Denemarken, Duitsland en Nederland, ondertekend in december 2014 te Vught,

? gezien de gezamenlijke verklaring over het welzijn van varkens van Zweden, Denemarken, Duitsland en Nederland, ondertekend op 29 april 2014 te Kopenhagen,

? gezien de conclusies van de Companion Animal multisectoriaL interprofessionaL and Interdisciplinary Strategic Think tank On zoonoses (CALLISTO Project) van december 2014[10],

? gezien de conclusies van de Landbouw- en Visserijraad van 29 november 2010 inzake het welzijn van honden en katten,

? gezien Verordening (EU) nr. 576/2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren[11],

? gezien Verordening (EU) nr. 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten[12],

? gezien Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt[13],

? gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (COM(2011)0748),

? gezien Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[14],

? gezien Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[15],

? gezien Richtlijn 1999/22/EG van de Raad betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen[16],

? gezien Verordening (EG) nr. 1739/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het vervoer van circusdieren tussen de lidstaten[17],

? gezien de mededeling van de Commissie van 7 februari 2014 over de aanpak van de EU van de bestrijding van de handel in wilde dieren en planten (COM(2014)0064),

? gezien de routekaart van de Commissie voor een actieplan van de EU tegen de handel in wilde dieren en planten van juli 2015,

? gezien Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer[18],

? gezien Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten[19],

? gezien zijn resolutie van 12 december 2012 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer[20],

? gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt[21],

? gezien het besluit van de Beroepsinstantie van de Wereldhandelsorganisatie inzake het verbod van de EU op de handel in zeehondenproducten, waarin wordt gesteld dat handel legitiem kan worden beperkt om ethische redenen met betrekking tot de bescherming van het dierenwelzijn; gezien het voorstel van de Commissie om het verbod op de handel in zeehondenproducten in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen van de Wereldhandelsorganisatie, echter met handhaving van het verbod,

– gezien de vraag aan de Commissie over een nieuwe dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020 (O-000141/2015 – B8-1107/2015),

– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat in de bestaande Uniewetgeving met betrekking tot diergezondheid en dierenwelzijn dieren niet worden beschouwd als wezens met gevoel zoals bedoeld in artikel 13 VWEU;

B. overwegende dat Europese burgers veel belang hechten aan dierenwelzijn en als consumenten in staat willen zijn met meer kennis van zaken keuzes te maken;

C. overwegende dat de EU-wetgeving op het gebied van dierenwelzijn bijdraagt aan het creëren van gelijke voorwaarden binnen de Unie en daardoor aan een goed functionerende interne markt;

D. overwegende dat aanhoudende en specifieke problemen op het gebied van dierenwelzijn, niet alleen met betrekking tot de agrarische veehouderij, maar ook in verband met huisdieren, paardachtigen, wilde dieren en andere dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit, slechts op EU-niveau kunnen worden opgelost;

E. overwegende dat de productie en de consumptie van levensmiddelen van dierlijke oorsprong een significant deel van het hulpbronnengebruik vertegenwoordigen en van grote invloed zijn op diergezondheid en dierenwelzijn, de volksgezondheid, het klimaat en het milieu;

F. overwegende dat dierenwelzijn verder verbeterd moet worden op basis van heersende wetenschappelijke bevindingen en met de nodige aandacht voor de efficiëntie en het concurrentievermogen van de agrarische veehouderij;

G. overwegende dat de World Organisation for Animal Health (OIE) op haar algemene vergadering in mei 2015 de allereerste wereldwijde norm voor het welzijn van melkkoeien goedkeurde;

H. overwegende dat dierenwelzijn nauw samenhangt met dier- en volksgezondheid;

I. overwegende dat een hoog niveau van dierenwelzijn belangrijk is om duurzaamheid te waarborgen, hoewel dit investeringen en bijkomende operationele kosten met zich meebrengt die niet proportioneel verdeeld zijn over de gehele voedselketen;

J. overwegende dat de toename van het aantal exotische dieren dat als huisdier wordt gehouden kan leiden tot een grotere verspreiding van besmettelijke ziekten naar huisdieren en tegelijkertijd een bedreiging kan vormen voor de volksgezondheid en de gezondheid en het welzijn van dieren;

K. overwegende dat de EU-regels en nationale regels inzake dierenwelzijn wegens hun complexe aard en uiteenlopende interpretaties voor rechtsonzekerheid zorgen en producenten in bepaalde lidstaten een aanzienlijk concurrentienadeel kunnen opleveren; overwegende dat, ten aanzien van de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving, de mededinging wordt verstoord door gebrekkige naleving, niet-geharmoniseerde normen en het ontbreken van juridische mijlpalen, waardoor een ongelijk speelveld ontstaat;

L. overwegende dat het voorstel voor een verordening betreffende diergezondheid een duidelijke definitie van dierhouderij ontbeert, hetgeen kan leiden tot uiteenlopende interpretaties in de lidstaten;

1. verzoekt de Commissie met klem om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de nog openstaande punten van de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015;

2. herinnert eraan dat artikel 13 VWEU van algemene strekking is en een horizontaal karakter heeft, en als zodanig even belangrijk is als de bepalingen inzake het milieu of de consumentenbescherming, en juridisch voorrang heeft boven alle vormen van internemarktbeleid;

3. wijst erop dat gedurende een periode van meer dan 30 jaar meer dan 30 basisbesluiten betreffende dierenwelzijn zijn vastgesteld en dat veel van deze besluiten uiteenlopende niveaus van bescherming van dieren bieden; onderstreept dat de meeste van de bestaande besluiten onvoldoende erkennen dat dieren wezens met gevoel zijn zoals bedoeld in artikel 13 VWEU;

4. spreekt zijn bezorgdheid uit over de doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de geldende EU-wetgeving betreffende dierenwelzijn;

5. wijst erop dat de Commissie tot nu toe slechts 9 van de 20 acties van de strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 ten uitvoer heeft gelegd;

6. verzoekt de Commissie om een voorstel te presenteren voor een geharmoniseerd, geactualiseerd, alomvattend en eenduidig wetgevingskader voor de volledige tenuitvoerlegging van het bepaalde in artikel 13 VWEU;

7. verzoekt de Commissie te waarborgen dat een harmonisatie van het wetgevingskader inzake dierenwelzijn van toepassing is op alle categorieën dieren (landbouwhuisdieren, wilde dieren, proefdieren, huisdieren en waterdieren);

8. verzoekt om de verzekering dat een harmonisatie van het juridisch kader niet zal leiden tot een afzwakking van de normen inzake dierenwelzijn of van het streven naar verbetering van het dierenwelzijn, en verzoekt de Commissie de bestaande normen te versterken op basis van de nieuwste wetenschappelijk inzichten;

9. verzoekt de Commissie een verbod voor de hele EU in te stellen voor traditionele of culturele gebruiken waarbij dieren worden mishandeld of pijn lijden;

10. verzoekt de Commissie om, zolang het bestaande juridisch kader niet is geconsolideerd, soortspecifieke secundaire wetgeving goed te keuren voor andere landbouwhuisdieren, zoals paardachtigen, kalkoenen, konijnen, vleeskuikens, hennen, eenden, ganzen en waterdieren;

11. verzoekt de normen voor melkvee van de World Organisation for Animal Health (OIE) te vergelijken met de bestaande normen voor melkvee in de Unie, en eventuele verschillen waar nodig te corrigeren met secundaire wetgeving;

12. verzoekt de Commissie het houden van landbouwhuisdieren in kleine kooien geleidelijk te verbieden en dit te vervangen met systemen voor een beter welzijn die dieren in staat stellen natuurlijk gedrag te vertonen;

13. verzoekt de Commissie de bestaande regels inzake de bescherming van levende dieren bij commercieel vervoer te herzien, overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 12 december 2012 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer en zijn verklaring nr. 0049/2011; verzoekt de Commissie de bevoegde autoriteiten duidelijke richtsnoeren te geven inzake de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad, in aansluiting op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-424/13;

14. verzoekt de Commissie verbeterde wettelijke vereisten inzake varkens voor te stellen, met name om tegen 2020 een einde te maken aan chirurgische castratie, de vereiste minimumruimte te vergroten, het gebruik van gedeeltelijke roostervloeren te stimuleren, individuele kooien voor zwangere zeugen af te schaffen en het gebruik van kraamhokken met vrijloop te bevorderen;

15. verzoekt de Commissie gedelegeerde wetgeving goed te keuren ter harmonisatie van identificatie- en registratievereisten voor dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit, in het bijzonder voor honden, katten, paardachtigen en wilde dieren die als huisdier worden gehouden;

16. verzoekt de Commissie wetenschappelijk onderbouwde beste praktijken te ontwikkelen, uit te wisselen en te verspreiden voor de preventie en een humaan beheer van invasieve uitheemse soorten in de lidstaten;

17. verzoekt de Commissie te erkennen dat in een circus nooit op adequate wijze tegemoetgekomen kan worden aan de biologische behoeften van wilde dieren, en om die reden de wetgeving ter beperking van het gebruik van wilde dieren in circussen die reeds in 19 lidstaten van kracht is te harmoniseren, en daarmee een voor de hele EU geldend verbod op wilde dieren in circussen vast te stellen;

18. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat zoölogische verzamelingen over vergunningen beschikken en zijn geïnspecteerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, teneinde volledige naleving van de dierentuinrichtlijn 1999/22/EG te waarborgen, en zo nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten training en begeleiding te bieden om bij te dragen aan de tenuitvoerlegging en handhaving van nationale dierentuinwetgeving;

19. verzoekt de Commissie te erkennen dat omstandigheden in gevangenschap nooit in voldoende mate tegemoet kunnen komen aan de fysieke, biologische en gedragsbehoeften van walvisachtigen, zoals vereist door de dierentuinrichtlijn 1999/22/EG, en de lidstaten daarom aan te bevelen het houden van walvisachtigen in gevangenschap te verbieden;

20. verzoekt de Commissie zich in te zetten voor het financieren van alternatieve dierproefvrije testmethoden door middel van nieuwe en bestaande financieringsvormen, zoals Horizon 2020 en het initiatief innovatieve geneesmiddelen;

21. verzoekt de Commissie gebruik te maken van nieuwe referentiecentra van de EU voor dierenwelzijn, om te helpen bij de tenuitvoerlegging van bestaande regels door informatie te verspreiden, beste praktijken uit te wisselen en training aan te bieden voor bevoegde autoriteiten, en om het gebruik van gevalideerde indicatoren voor dierenwelzijn in te voeren;

22. verzoekt de Commissie burgers mondig te maken en te beschermen door consumentenvoorlichting te verstrekken in verband met het kopen, verkopen, adopteren en houden van dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit, met name honden, katten, als huisdier gehouden wilde dieren en paardachtigen;

23. complimenteert de Commissie met haar voornemen om een actieplan van de EU te ontwikkelen ter bestrijding van de handel in wilde dieren en planten en moedigt de Commissie aan in dat actieplan passende bepalingen inzake dierenwelzijn op te nemen, in het bijzonder inzake de bescherming van wilde dieren tegen de gevolgen van de handel;

24. verzoekt de Commissie financiering te leveren voor wetenschappelijk onderzoek naar humanere methoden voor het slachten van pluimvee en varkens en voor programma's om burgers te informeren over dierenwelzijn;

25. dringt er bij de Commissie op aan de positie van consumenten te versterken door de regels betreffende het etiketteren van vers en ingevroren vlees wat betreft het land van herkomst uit te breiden tot vers en ingevroren vlees van paardachtigen en tot alle verwerkte vleesproducten; dringt bij de Commissie aan op het uitvoeren van een effectbeoordeling inzake een verplichte methode voor het etiketteren van vlees en zuivelproducten;

26. verzoekt de Commissie te waarborgen dat in het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten volle wordt erkend dat dieren wezens met gevoel zijn en problemen op het gebied van milieu en volksgezondheid die verband houden met slechte praktijken op welzijnsgebied op holistische wijze worden aangepakt; verzoekt de Commissie de ontwikkeling te steunen van een nieuw duurzaam voedingsmiddelenbeleid waarin de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren wordt erkend en voeding en consumptie op basis van planten wordt gestimuleerd;

27. dringt er bij de Commissie op aan om bij de onderhandelingen over bilaterale handelsovereenkomsten met derde landen van die landen te eisen dat zij de Europese regelgeving inzake dierenwelzijn naleven bij de uitvoer van zowel vee als dierlijke producten naar de EU-markt.

28. dringt er bij de Commissie op aan dierenwelzijn te erkennen als motor voor economische ontwikkeling; verzoekt de Commissie verbeteringen van dierenwelzijn te belonen door middel van ontwikkelingshulp aan derde landen;

29. vraagt om de instelling van een horizontaal, Commissiebreed, permanent platform voor dierenwelzijn om de samenwerking te verbeteren, de aanpak van problemen inzake dierenwelzijn centraal te stellen en interactie met belanghebbenden, waaronder maatschappelijke organisaties, te bevorderen;

30. verzoekt de Commissie om de paragrafen 6 tot en met 26 van deze resolutie op te nemen in een nieuwe strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2016-2020;

31. dringt er bij de Commissie op binnen deze strategie juridische mijlpalen te omschrijven;

32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

[1] PB C 81E van 15.3.2011, blz. 25.

[2] PB C 349E van 29.11.2013, blz. 62.

[3] Aangenomen teksten, P7_TA (2014)0381.

[4] Aangenomen teksten, P7_TA (2014)0380.

[5] PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1.

[6] PB C 377E van 7.12.2012, blz. 131.

[7] PB C 199E van 7.7.2012, blz. 48.

[8] PB C 251E van 31.8.2013, blz. 116.

[9] Aangenomen teksten, P7_TA (2011)0444.

[10] http://www.callistoproject.eu/joomla/attachments/article/112/CALLISTO%20Project%20Final%20report.pdf

[11] PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1.

[12] PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35.

[13] PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.

[14] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[15] PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.

[16] PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24.

[17] PB L 279 van 22.10.2005, blz. 47.

[18] PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

[19] PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.

[20] Aangenomen teksten, P7_TA (2012)0499.

[21] PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

Voor

Tegen