Ontwerp­re­so­lutie over de sluiting van de Brede Econo­mische en Handels­over­een­komst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, ander­zijds


8 februari 2017

ONTWERPRESOLUTIE

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie

ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

over de sluiting van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds

(2017/2525(RSP))

Anne-Marie Mineur, Helmut Scholz, Eleonora Forenza, Lola Sánchez Caldentey, Patrick Le Hyaric, Stelios Kouloglou, Marina Albiol Guzmán, Martina Anderson, Xabier Benito Ziluaga, Malin Björk, Lynn Boylan, Matt Carthy, Nikolaos Chountis, Kostas Chrysogonos, Javier Couso Permuy, Dennis de Jong, Fabio De Masi, Stefan Eck, Cornelia Ernst, Luke Ming Flanagan, Tania González Peñas, Takis Hadjigeorgiou, Thomas Händel, Anja Hazekamp, Josu Juaristi Abaunz, Jaromír Kohlíček, Kateřina Konečná, Kostadinka Kuneva, Merja Kyllönen, Paloma López Bermejo, Sabine Lösing, Curzio Maltese, Jiří Maštálka, Marisa Matias, Jean-Luc Mélenchon, Martina Michels, Liadh Ní Riada, Younous Omarjee, Dimitrios Papadimoulis, Rina Ronja Kari, Sofia Sakorafa, Maria Lidia Senra Rodríguez, Barbara Spinelli, Neoklis Sylikiotis, Estefanía Torres Martínez, Miguel Urbán Crespo, Ángela Vallina, Marie-Christine Vergiat, Gabriele Zimmer
namens de GUE/NGL-Fractie

Het Europees Parlement,

– gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada[1],

– gezien zijn resolutie van 10 december 2013 met de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden betreffende de onderhandelingen voor een strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Canada[2],

– gezien het Europees Sociaal Handvest,

– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011)0112),

– gezien het verslag van de UNCTAD over wereldwijde investeringen van 2014 getiteld "Investing in the SDGs: An Action Plan" (Investeren in de SDG's: een actieplan),

– gezien het verslag van januari 2010 getiteld "A Critical Assessment of the Proposed Comprehensive Economic and Trade Agreement Between the European Union and Canada – A joint position of the European Federation of Public Service Unions (EPSU) and the Canadian Union of Public Employees, the National Union of Public and General Employees and the Public Service Alliance of Canada" (Een kritische beoordeling van het voorstel voor een Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada – Een gezamenlijk standpunt van de Europese Federatie van ambtenarenvakbonden (EPSU) en de Canadian Union of Public Employees, de National Union of Public and General Employees en de Public Service Alliance of Canada),

– gezien het verslag van Friends of the Earth Europe van juli 2014 getiteld "How trade talks threaten to undermine EU climate policies and bring tar sands to Europe" (Hoe handelsbesprekingen het EU-klimaatbeleid dreigen te ondermijnen en oliehoudend zand naar Europa brengen) van de hand van Fabian Flues et al.,

– gezien het verslag van september 2014 van het Canadian Centre for Policy Alternatives (CCPA) getiteld "Making Sense of the CETA – An analysis of the final text of the Canada-European Union Comprehensive Economic and Trade Agreement" (Inzicht krijgen in CETA – Een analyse van de definitieve tekst van de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie) van de hand van Scott Sinclair, Stuart Trew en Hadrian Mertins-Kirkwood (ed.),

– gezien de verklaring van 9 november 2015 van de Europese Vereniging van Rechters over het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot een nieuw stelsel van investeringsgerechten,

– gezien het werkdocument van de EPSU van april 2015 getiteld "CETA and TTIP – Potential impacts on health and social services" (CETA en TTIP – Potentiële gevolgen voor gezondheidszorg en sociale dienstverlening) van de hand van Thomas Fritz,

– gezien het verslag uit 2015 van Public Citizen getiteld "Tens of Thousands of US Firms Would Obtain New Powers to Launch Investor-State Attacks against European Policies via CETA and TTIP" (Tienduizenden Amerikaanse bedrijven zouden nieuwe bevoegdheden krijgen om Europees beleid via CETA en TTIP aan te vallen met behulp van beslechting van geschillen tussen investeerders en staten)[3],

– gezien het document van februari 2016 van de Deutscher Richterbund getiteld "Stellungnahme zur Errichtung eines Investitionsgerichts für TTIP – Vorschlag der Europäischen Kommission vom 16.09.2015 und 12.11.2015" (Standpunt met betrekking tot de oprichting van een investeringsgerecht voor TTIP – Voorstel van de Europese Commissie van 16.9.2015 en 12.11.2015),

– gezien het verslag van maart 2016 van Corporate European Observatory en andere getiteld "The zombie ISDS – Rebranded as ICS, rights for corporations to sue states refuse to die" (Zombie-ISDS – Onder de nieuwe naam ICS blijven de rechten van bedrijven om landen te vervolgen hardnekkig voortleven) van de hand van Pia Eberhardt,

– gezien het artikel van mei 2016 getiteld "ISDS in the Revised CETA: Positive Steps, But Is It the 'Gold Standard'?" (ISDS in de herziene CETA: positieve stappen, maar is het de 'gouden standaard'?" van de hand van professor Gus Van Harten van de Universiteit van York,

– gezien de standpuntnota van mei 2016 van Inge Govaere getiteld "TTIP and Dispute Settlement: Potential Consequences for the Autonomous EU Legal Order" (TTIP en geschillenbeslechting: potentiële gevolgen voor de autonome rechtsorde van de EU),

– gezien het verslag van Public Services International (PSI) van mei 2016 getiteld "Investment Court System (ICS): the wolf in sheep's clothing – the EU’s great corporate privilege rebrand" (Stelsel van investeringsgerechten (ICS): de wolf in schaapskleren – de grote naamsverandering ten voordele van de bedrijven) van de hand van Pia Eberhardt,

– gezien de standpuntnota van mei 2016 van het Europees Bureau van Consumentenverenigingen (BEUC) getiteld "CETA fails the Consumer Crash Test – BEUC position on the EU-Canada Comprehensive Economic and Trade Agreement" (CETA niet geslaagd voor de consumenten-crashtest – Het standpunt van het BEUC met betrekking tot de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de EU),

– gezien het verslag van PowerShift/Campact van mei 2016 getiteld "Investment Protection in the EU-Canada Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA): a critical analysis" (Bescherming van investeringen in de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA): een kritische analyse) van de hand van Peter Fuchs,

– gezien het verslag van juni 2016 van de Deutscher Gewerkschaftsbund en de Österreichischer Arbeiterkammer getiteld "CETA – Regulatory cooperation jeopardises our democracy and standards" (CETA – Samenwerking inzake regelgeving zet onze democratie en onze normen op de helling) van de hand van Stefan Körzell et al.,

– gezien het verslag van juni 2016 van de Deutscher Gewerkschaftsbund en de Österreichischer Arbeiterkammer getiteld "CETA – Labour standards not on the agenda" (CETA – Arbeidsnormen niet op de agenda) van de hand van Stefan Körzell et al.,

– gezien het verslag van juni 2016 van de Deutscher Gewerkschaftsbund en de Österreichischer Arbeiterkammer getiteld "CETA – Public services under pressure" (CETA – Openbare dienstverlening onder druk) van de hand van Stefan Körzell et al.,

– gezien het verslag van juni 2016 van de Deutscher Gewerkschaftsbund en de Österreichischer Arbeiterkammer getiteld "CETA – No privileged rights to sue states for corporations" (CETA – Geen privileges voor bedrijven om landen te vervolgen) van de hand van Stefan Körzell et al.,

– gezien het verslag van juni 2016 van de Österreichische Forschungsstiftung für Internationale Entwicklung (ÖFSE) en de Arbeiterkammer Wien getiteld "Assess CETA: assessing the claimed benefits of the EU-Canada trade agreement (CETA)" (CETA beoordelen: een beoordeling van de zogenaamde voordelen van de handelsovereenkomst tussen de EU en Canada) van de hand van Werner Raza et al.,

– gezien het verslag van augustus 2016 van Via Campesina, Transnational Institute et al. getiteld "Food Safety, Agriculture and Regulatory Cooperation in the Canada-EU Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA)" (Voedselveiligheid, landbouw en samenwerking inzake regelgeving in de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de EU (CETA)),

– gezien het werkdocument van september 2016 van de Tuftsuniversiteit getiteld "CETA Without Blinders: How Cutting 'Trade Costs and More' Will Cause Unemployment, Inequality and Welfare Losses" (CETA zonder oogkleppen: hoe het drukken van 'handelskosten en meer' zal leiden tot werkloosheid, ongelijkheid en een verlies aan welvaart) van de hand van Pierre Kohler en Servaas Storm,

– gezien het verslag van september 2016 van PowerShift, CCPA et al. getiteld "Making Sense of CETA (2nd edition)" (Inzicht krijgen in CETA (2e editie)),

– gezien de tekst van oktober 2016 getiteld "Legal statement on investment protection and investor-state dispute settlement mechanisms in TTIP and CETA" (Motivering met betrekking tot mechanismen voor bescherming van investeringen en beslechting van geschillen tussen investeerders en staten in TTIP en CETA), gepubliceerd door de Stop TTIP coalition en ondertekend door meer dan 100 professoren rechtsgeleerdheid,

– gezien de standpuntnota van oktober 2016 van de European Public Health Alliance (EPHA) getiteld "How CETA could Undermine Public Health" (Hoe CETA de volksgezondheid kan ondermijnen),

– gezien het essay van november 2016 van Transport & Environment / Client Earth getiteld "Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) and the environment – A gold standard for the planet or for big business?" (Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) en het milieu – Een gouden standaard voor de planeet of voor grote ondernemingen?) van de hand van Cécile Toubeau en Laurens Ankersmit,

– gezien de voorlopige versie van het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van november 2016 getiteld "'New generation' trade agreements and their implications for social rights, public health and sustainable development" (Handelsovereenkomsten van de 'nieuwe generatie' en wat ze inhouden voor sociale rechten, volksgezondheid en duurzame ontwikkeling) van de hand van Geraint Davies,

– gezien de voorlopige versie van het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van december 2016 getiteld "Human Rights compatibility of investor-State arbitration in international investment protection agreements" (Is arbitrage tussen investeerders en staten in internationale investeringsbeschermingsovereenkomsten verenigbaar met de mensenrechten) van de hand van Pieter Omtzigt,

– gezien het verslag van Corporate European Observatory van februari 2017 getiteld "'Regulatory cooperation': big business' wishes come true in TTIP and CETA" ('Samenwerking inzake regelgeving': de wensen van grote ondernemingen gaan in vervulling in TTIP en CETA),

– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Canada onverenigbaar lijkt te zijn met de bevordering van een onafhankelijke Europese Unie die zich inzet voor haar doelstellingen op het vlak van milieubescherming, de toepassing van het voorzorgsbeginsel, sociale cohesie, waardig werk, de verdediging van burgerlijke vrijheden, in het bijzonder met betrekking tot gegevensbescherming, toegang tot gezondheidszorg, cultureel beleid en culturele diversiteit, voedselveiligheid en de bescherming van familielandbouw; overwegende dat de terugdringing van bepaalde overbodige regelgeving en verschillen dient te worden ingebed in multilaterale processen en niet in een bilaterale vrijhandelsovereenkomst;

B. overwegende dat de harmonisatie van de Europese en Canadese regelgeving in geen geval een gevaar mag betekenen voor de gezondheid van de consument, noch mag leiden tot een aantasting van de kwaliteitsnormen die moeten worden nageleefd voor in Europa in de handel gebrachte Canadese producten;

C. overwegende dat de normen voor landbouwproducten in de EU en in Canada sterk uiteenlopen en dat een verlaging van normen niet kan worden verenigd met het Europese acquis en hierdoor evenmin kan worden aanvaard;

D. overwegende dat het beperken van administratieve lasten altijd nauwgezet moet worden afgewogen tegen het recht van de consument op informatie over de producten die hij koopt en het recht van de burger op een juridisch zekere samenleving;

E. overwegende dat zowel in artikel 1 als in artikel 10, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is vastgelegd dat "besluiten in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen";

F. overwegende dat een geïnstitutionaliseerde samenwerking op het gebied van regelgeving als in het huidige voorstel van de Commissie de wetgevende bevoegdheden van het Europees Parlement en van nationale parlementen schaadt en dan ook zorgwekkende gevolgen heeft voor de toepassing van de waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 van het VEU;

G. overwegende dat de geheimhouding rond het voeren van de CETA-onderhandelingen heeft geleid tot tekortkomingen wat democratische controle op het verloop van de onderhandelingen betreft; overwegende dat het een uiting van het democratisch beginsel zou zijn geweest indien parlementsleden op verschillende bestuursniveaus aan weerszijden van de Atlantische Oceaan, alsook journalisten, onderzoekers en burgers en hun maatschappelijke organisaties, volledige toegang zouden hebben gekregen tot de belangrijkste onderhandelingsdocumenten; overwegende dat de geconsolideerde teksten onmiddellijk moeten worden gepubliceerd;

H. overwegende dat de invloed van lobbyisten die zich inzetten voor de belangen van bedrijven veel groter is dan de invloed van lobbyisten uit het maatschappelijk middenveld, en dat zij tot tien keer meer contact hebben gehad met de Commissie;

I. overwegende dat wij geconfronteerd worden met een onvoldoende gereguleerde mondialisering en dat een handelsovereenkomst waarin de nadruk wordt gelegd op nog meer deregulering door zich voornamelijk te richten op bestaande en toekomstige non-tarifaire belemmeringen schade zou toebrengen aan de rechten van werknemers en consumenten, terwijl grote ondernemingen en investeringsfondsen deze vorm van liberalisering nog verder naar hun hand zouden zetten; overwegende dat er behoefte is aan een samenwerkingsovereenkomst die is gericht op de bescherming van werknemers, consumenten en het milieu; overwegende dat een handelsovereenkomst slechts een aanvulling kan zijn op een grote inspanning volgens de hierboven genoemde beginselen om de regelgeving op mondiaal niveau te versterken en in overeenstemming te brengen met de strengste normen, zodat sociale dumping en milieudumping worden voorkomen;

J. overwegende dat uitvoer door handel en groei door investeringen niet zozeer essentiële drijvende krachten zijn voor werkgelegenheid en economische groei zonder dat de overheid investeringen moet doen, maar dat deze juist banenverlies en economische achteruitgang in de hand kunnen werken;

K. overwegende dat het moeilijk is de werkelijke impact van CETA op de economie in de EU en in Canada te beoordelen wanneer studies tegenstrijdige resultaten tonen; overwegende dat CETA in de EU geen oplossing zal bieden voor de aanhoudende structurele economische problemen en de onderliggende oorzaken ervan;

L. overwegende dat 87 % van de ruim 20 miljoen kmo's in de EU afhankelijk is van de binnenlandse vraag en niet betrokken is bij internationale handel, en dat een verdere ontwikkeling van de lokale en regionale markten en de Europese interne markt voor hen een veel hogere prioriteit heeft;

M. overwegende dat de creatie van welvaart ten gevolge van CETA vooral het resultaat is van de verlegging van het handelsverkeer, niet van toegenomen handel;

N. overwegende dat CETA geen hoofdstuk over kmo's bevat;

O. overwegende dat de Europese landbouwers actief zijn in een steeds mondialer wordende markt en daardoor sterker blootgesteld worden aan prijsschommelingen dan andere sectoren; overwegende dat handelsakkoorden zoals CETA een rem zetten op banencreatie in plattelandsgebieden en op het scheppen van voorwaarden ter ondersteuning van broodwinning in de landbouw;

P. overwegende dat ook de Commissie zelf in haar verslag over de cumulatieve impact van handelsovereenkomsten (waaronder CETA) op de landbouw in de EU aangeeft dat er sprake zal zijn van een aanzienlijke toename van landbouwinvoer, maar dat de groei in de uitvoer bescheiden zal blijven, hetgeen een rechtstreekse neerwaartse druk op producentenprijzen in de EU tot gevolg zal hebben; overwegende dat in dit verslag voorts wordt voorspeld dat de prijzen voor rundvlees zullen instorten, dat het volume van wat lokaal wordt geproduceerd zal dalen en dat de productiewaarde van de EU‑productie zal afnemen; overwegende dat deze gegevens wijzen op toekomstige nadelige gevolgen voor de af-boerderij-prijzen die kleine landbouwers ontvangen;

Q. overwegende dat voornamelijk plattelandsgebieden die gericht zijn op specifieke activiteiten en beperkte alternatieven hebben uiterst kwetsbaar zijn voor de gevolgen van CETA; overwegende dat plattelandsgebieden en de werkgelegenheid op het platteland bedreigd zullen worden doordat deze overeenkomst gepaard zal gaan met een verschuiving weg van traditionele landbouwmodellen;

1. verwerpt de huidige CETA-overeenkomst;

2. is van mening dat de ambitieuze "mondiale normen" die de Commissie belooft te zullen vaststellen door middel van overeenkomsten als TTIP en CETA een mythe zijn, aangezien deze overeenkomsten een louter bilaterale wederzijdse erkenning inhouden;

3. spoort de Commissie ertoe aan tot het besef te komen dat CETA en andere megahandelsovereenkomsten tot de facto normen zullen leiden, en daarmee discriminerend zijn, doordat pakweg 130 landen van de onderhandelingen worden uitgesloten en doordat voor ontwikkelingslanden belangrijke onderwerpen, zoals voedselzekerheid, landbouwsubsidies en beperking van klimaatverandering, op een zijspoor dreigen te worden geschoven; verzoekt de Commissie zich meer in te spannen om vooruitgang te boeken in democratische multilaterale fora, bijvoorbeeld volgens de benadering van de COP21;

4. verzoekt de Commissie voor ogen te houden dat het handelsbeleid van de EU in het Verdrag van Lissabon wordt aangemerkt als een wezenlijk onderdeel van het algemene externe optreden van de Unie en dat dit beleid zich daarom moet richten op doelstellingen inzake ontwikkeling en milieu en op sociale doelstellingen, alsook moet bijdragen aan het behalen van de overige doelstellingen die zijn opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie; verwerpt CETA om die reden, aangezien de overeenkomst tot doel heeft multinationale bedrijven grotere winsten te bezorgen in plaats van de samenleving te versterken;

5. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het hoofdstuk inzake duurzame ontwikkeling gericht is op volledige en daadwerkelijke ratificatie, uitvoering en handhaving van de acht fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en hun inhoud, de IAO-Agenda voor waardig werk en de centrale internationale milieuovereenkomsten; is van mening dat de bepalingen gericht moeten zijn op de verdere verhoging van het beschermingsniveau dat arbeids- en milieunormen bieden;

6. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat arbeids- en milieunormen niet beperkt blijven tot het hoofdstuk inzake handel en duurzame ontwikkeling, maar evenzeer in andere onderdelen van de overeenkomst aan bod komen;

7. vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat bij de tenuitvoerlegging en naleving van arbeidsbepalingen een doeltreffende monitoringprocedure wordt gevolgd, waarbij de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld worden betrokken;

8. benadrukt dat de partijen geen handel of buitenlandse directe investeringen mogen stimuleren door binnenlandse arbeidswetgeving af te bouwen, en dat niets in de overeenkomst de partijen ervan mag weerhouden hun nationale wetten toe te passen;

9. beklemtoont dat grotere investeringsconcurrentie tussen in de EU gevestigde en Canadese banken en andere verleners van financiële diensten de financiële systemen in zowel Canada als de EU meer onderling verbindt en kwetsbaarder maakt voor externe schokken en besmetting;

10. merkt op dat de grotere concurrentie die wordt beoogd in CETA betekent dat de financiële sector zich roekelozer zal gaan gedragen, meer financiële producten met een hoog risico zal gaan verkopen en de dienstverlening voor minder welgestelde klanten zal afbouwen om markten te kunnen inpalmen;

11. benadrukt dat niet mag worden vergeten dat erg weinig Europese kmo's uitvoeren naar Canada en dat het dan ook van fundamenteel belang is CETA en andere vergelijkbare vrijhandelsovereenkomsten te verwerpen, aangezien ze geen rekening houden met de legitieme belangen van kmo's en geen gezamenlijke verbintenis inhouden van beide onderhandelende partijen en bovendien kmo's kwetsbaarder maken ten opzichte van multinationale ondernemingen; beklemtoont dat het derhalve duidelijk is dat CETA niet gericht is op het creëren van kansen voor Europese kmo's in Canada;

12. merkt op dat CETA en gelijkaardige overeenkomsten gericht zijn op de verdere liberalisering van onze economieën, en dat vrouwen vaak disproportioneel hard getroffen worden door verdere liberalisering, omdat ze vaker in de openbare sector werken;

13. wijst er nogmaals op dat tijdens de openbare raadpleging met betrekking tot regelingen voor investeringsbescherming is gebleken dat 97 % van de respondenten negatief staat tegenover elke vorm van arbitrage tussen investeerders en staten en hierbij duidelijk maakt wat een van de grote problemen is bij dergelijke arbitrage, namelijk dat alleen de eisende investeerder en de verwerende nationale regering van het land partij kunnen zijn;

14. merkt op dat het voorgestelde stelsel van investeringsgerechten de democratische test niet kan doorstaan en ondernemingen het recht geeft de nationale rechtbanken te omzeilen, waardoor het voor buitenlandse investeerders mogelijk wordt speciale toegang te krijgen tot een buitengewoon krachtige procedure voor internationale arbitrage waarbij mogelijk miljoenen euro's aan overheidsgeld te pas komen, en waardoor ze in staat worden gesteld hun rechten af te dwingen zonder dat hier in dezelfde procedure verantwoordelijkheden tegenover staan;

15. merkt op dat arbiters in het voorgestelde stelsel van investeringsgerechten niet gebonden zullen zijn door precedenten;

16. stelt vast dat arbiters zullen worden betaald op basis van het aantal zaken dat voor de rechtbank wordt gebracht en de tijd die eraan wordt besteed en dat dit aanleiding zal geven tot het rekken van rechtszaken, hetgeen de belastingbetaler flink wat geld zal kosten;

17. wijst erop dat 80 % van de Amerikaanse bedrijven een significant belang heeft in een Canadees bedrijf en dat de EU deze bedrijven door het ondertekenen van deze overeenkomst de mogelijkheid geeft een rechtszaak aan te spannen tegen de regeringen van haar lidstaten op kosten van de belastingbetaler;

18. betreurt dat in CETA de formulering "eerlijke en billijke behandeling" wordt gebruikt, gezien de talrijke investeringsarbitragezaken waarin deze kwestie ter sprake wordt gebracht;

19. wijst erop dat buitenlandse investeerders op basis van CETA EU-lidstaten kunnen vervolgen voor aangenomen wetten die gevolgen hebben voor de winst van de investeerder, ook voor wetten ter bescherming van de volksgezondheid, het milieu of de rechten van werknemers; wijst er bovendien op dat een onafhankelijke deskundige van de VN heeft verklaard dat CETA onverenigbaar is met de rechtsstaat, democratie en mensenrechten en dat handelsovereenkomsten pas mogen worden geratificeerd nadat mensenrechten-, gezondheids- en milieueffectbeoordelingen werden uitgevoerd, wat voor CETA niet het geval is geweest;

20. wijst erop dat in CETA weliswaar de eis van "belangrijkste ondernemingsactiviteiten" is opgenomen, maar dat het stelsel van investeringsgerechten (ICS) uitnodigt tot een vorm van "treaty shopping", waarbij investeerders kunnen kiezen onder welke overeenkomst zij een ISDS-eis willen indienen;

21. wijst erop dat de Belgische regering weliswaar heeft aangekondigd dat ze het Hof van Justitie om een advies zal vragen over de vraag of de geldigheid van een ICS-regeling in overeenstemming is met de EU-Verdragen, maar dat geen enkele EU-instelling dit vooralsnog heeft gedaan en dat het Hof evenmin is verzocht om een juridisch advies over de vraag of een ICS-regeling in de vorm van een multilateraal investeringsgerecht in overeenstemming is met de EU-Verdragen;

22. herinnert eraan dat het recht van beide partijen om te reguleren afhankelijk wordt gemaakt van de CETA-bepalingen, waardoor de regelgevingsruimte van de nationale autoriteiten wordt ingeperkt;

23. stelt vast dat het Gemengd Comité voor CETA verreikende bevoegdheden krijgt in het toekomstige wetgevingsproces zonder dat hier democratische controle tegenover staat;

24. wijst erop dat de ratchet- en standstillclausules in CETA jammer genoeg de overhand blijven hebben over een benadering aan de hand van een "positieve lijst", en dat dit dus betrekking heeft op alle mogelijke toekomstige liberaliseringen in de overheidssector;

25. staat afwijzend tegenover de benadering van een zogenaamde "levende overeenkomst" en tegenover het vasthouden aan de eis dat alle belangrijke detailkwesties met betrekking tot de overeenkomst tijdens de onderhandelingen moeten worden beklonken, vanuit de redenering dat er geen akkoord bestaat zolang niet over alles een akkoord is bereikt; verwerpt het voorstel om problemen met betrekking tot regelgeving naderhand over te hevelen naar speciaal daarvoor opgerichte deskundigengroepen, met omzeiling van de democratische wetgevingsprocedure;

26. is van mening dat de Commissie zich veeleer moet concentreren op overeenkomsten en verdragen die de mensenrechten en duurzame ontwikkeling verdedigen, dan op het huidige handelsbeleid dat alleen transnationale ondernemingen ten goede komt; verzoekt de Commissie daarom actief betrokken te zijn bij de open werkgroep van de VN voor het opstellen van een bindend verdrag betreffende multinationale ondernemingen en mensenrechten;

27. stelt met spijt vast dat onderzoek naar economische behoeften of kwantitatieve beperkingen van het aantal dienstverleners in een bepaalde sector grotendeels zijn verwijderd uit de bepalingen in het CETA-hoofdstuk over grensoverschrijdende handel in diensten met betrekking tot markttoegang; is van mening dat het voorzorgsbeginsel en de toekomstige toepassing ervan niet voldoende zijn verankerd in CETA;

28. kan er niet mee instemmen dat openbare waterbedrijven niet duidelijk worden uitgesloten van de CETA-bepalingen, waardoor een situatie ontstaat waarbij regeringsbeleid op dit gebied ter bescherming van toegang tot schoon en veilig drinkwater kan worden aangevochten uit hoofde van het investeringshoofdstuk door "handelsbelemmeringen" in te roepen, hetgeen een geldig precedent creëert voor alle beleidsmaatregelen in de openbare sector; wijst er voorts op dat er nergens in CETA een omschrijving of definitie wordt gegeven van openbare diensten;

29. verwerpt de gevaren die CETA inhoudt voor openbare beleidsmaatregelen in de gezondheidszorg en weigert in te stemmen met het recht van buitenlandse investeerders om deze maatregelen te betwisten op basis van de bepalingen betreffende buitenlandse investeringen; betreurt dat de commerciële belangen van multinationale ondernemingen, geruggensteund door een arbitragemechanisme, de overhand zullen krijgen, terwijl het menselijke aspect en de rechten van patiënten worden verwaarloosd;

30. wijst erop dat de financiële sector door CETA zal worden aangezet tot het nemen van grotere risico's – door zich in te laten met speculatieve investeringen – om in een competitievere internationale markt te kunnen overleven; is van mening dat CETA ook een beperking vormt voor de opties op het vlak van regelgeving waarover regeringen beschikken om financiële instabiliteit aan te pakken, bijvoorbeeld door de financiële sector een geïnstitutionaliseerde stem te geven in het regelgevingsproces;

31. staat afwijzend tegenover een verdere openstelling voor onderwijsdiensten met gemengde financiering, met name op het gebied van kleuteronderwijs, scholen en het hoger onderwijs, alsook voor het volwassenenonderwijs en verdere scholing, aangezien de multilaterale GATS-overeenkomst reeds meer dan voldoende bepalingen inzake liberalisering bevat;

32. wijst erop dat CETA negatieve gevolgen zal hebben voor de toegang tot geneesmiddelen, vooral voor de Canadezen, die reeds de op één na hoogste prijs ter wereld betalen voor geneesmiddelen; is van mening dat CETA mogelijk de kwaliteitsnormen en de betaalbaarheid van diensten van algemeen belang in gevaar brengt (sociale diensten, gezondheidszorg, onderwijs, watervoorziening);

33. merkt op dat CETA geen beoordeling bevat van de potentiële gevolgen voor de prijs van geneesmiddelen en dat niet wordt erkend dat intellectuele-eigendomsrechten een onoverkomelijke hindernis vormen voor een rechtvaardige toegang tot geneesmiddelen;

34. is van mening dat intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van geografische aanduidingen, uit CETA moeten worden verwijderd, aangezien de voorgestelde regels veel te ver gaan en de toegang tot betaalbare geneesmiddelen op de helling zetten;

35. stelt nogmaals dat CETA door het liberaliseren van de landbouwmarkten een bedreiging vormt voor normen inzake voedselveiligheid doordat wordt voorzien in wijzigingen aan regelgeving en doordat via het Gemengd Comité voor CETA wordt aangespoord tot verdere deregulering; merkt dienovereenkomstig op dat het in CETA ontbreekt aan enige specifieke verwijzing naar dierenwelzijn, waardoor wordt bijgedragen aan een trend om belangrijke ethische beginselen en sociale waarden op te offeren in internationale handelsakkoorden; is van mening dat de overeenkomst in haar huidige vorm een gevaar vormt voor de lokale landbouw aan beide kanten van de Atlantische Oceaan;

36. verzoekt de Commissie zich uitdrukkelijk te verbinden tot de strikte handhaving van de huidige en toekomstige normen op het gebied van voedselveiligheid en menselijke gezondheid, plantgezondheid en gewas- en milieubescherming, consumentenbescherming, diergezondheid en dierenwelzijn, zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving; verzoekt de Commissie tevens ervoor te zorgen dat de verdere ontwikkeling van deze normen in de toekomst op geen enkele wijze wordt verhinderd, dat fundamentele EU-waarden zoals het voorzorgsbeginsel en duurzame landbouw niet worden ondermijnd en dat EU-burgers kunnen blijven rekenen op de traceerbaarheid en etikettering van producten op de EU-markt, en verzoekt de Commissie verder specifieke maatregelen uit te werken om het voorzorgsbeginsel te handhaven in de onderhandelingen;

37. verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen opdat de invoer van landbouwproducten in de EU alleen wordt toegestaan als voor deze producten de Europese normen op het vlak van consumentenbescherming, dierenbescherming en milieubescherming en de sociale minimumnormen in acht worden genomen;

38. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat geografische aanduidingen van de EU en kwaliteitsvolle landbouwproducten uit de EU op de Canadese markt een passende juridische bescherming krijgen, en verzoekt tevens te voorzien in maatregelen om iets te doen aan oneigenlijk gebruik en misleidende informatie en praktijken en te zorgen voor bescherming met betrekking tot de etikettering, traceerbaarheid en daadwerkelijke oorsprong van landbouwproducten, als essentieel onderdeel van een evenwichtige overeenkomst;

39. stelt vast dat de externe kosten van klimaatgerelateerde schade die wordt veroorzaakt door grotere vervoersafstanden, grotere handelsvolumes, industriële landbouw en de verwoesting van lokale economieën niet in acht worden genomen of uitsluitend een tweederangsrol krijgen in handelsbesprekingen;

40. stelt bovendien vast dat maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan, zoals het geleidelijk afstappen van fossiele brandstoffen, het gebruik van schone energiebronnen en de vermindering van broeikasgasemissies uit de landbouw, niet aan bod komen en dat de praktijk om deze maatregelen aan te vechten als illegale handelsbarrières in de overeenkomst dreigt te worden opgenomen; wijst erop dat investeringsbescherming tot gevolg heeft dat hervormingen te duur worden;

41. vraagt de Commissie in de context van toenemende energiezekerheid de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie als doelstellingen te behouden; benadrukt dat het bewuste hoofdstuk duidelijke garanties moet bevatten dat er niet aan de milieunormen en klimaatactiedoelstellingen van de EU zal worden getornd en dat het de EU vrij blijft staan om ook in de toekomst onafhankelijk normen en doelstellingen vast te leggen;

42. merkt op dat CETA ons streven om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen te behalen alleen maar kan tegenwerken, gezien de negatieve effecten ervan op de klimaatverandering en het ondermijnen van milieu-, sociale en arbeidsrechten;

43. verwerpt dat CETA de bescherming van persoonsgegevens van EU-burgers ondermijnt door toezeggingen die worden gedaan met betrekking tot grensoverschrijdend gegevensverkeer;

44. merkt op dat de partijen bij CETA 38 verklaringen, uitspraken en andere documenten ter verduidelijking en interpretatie hebben uitgevaardigd; merkt voorts op dat de meeste van deze verklaringen een unilateraal karakter hebben, hetgeen betekent dat ze weinig juridische waarde hebben en niet als bindend kunnen worden beschouwd wat betreft de interpretatie van de tekst, en dus niet volstaan om de belangrijkste bepalingen van CETA aan te passen of te wijzigen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de bevolking, alsook aan de voorwaarden als vastgesteld door de Waalse regering;

45. stelt vast dat de advocaat-generaal in Adviesprocedure 2/15 heeft verklaard dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore een gemengde overeenkomst is; is van mening dat dit ook geldt voor CETA en dat deze overeenkomst daardoor ook moet worden geratificeerd door alle nationale parlementen, in overeenstemming met hun nationale procedures;

46. verwerpt CETA en weigert de overeenkomst goed te keuren;

47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

[1] PB C 380 E van 11.12.2012, blz. 20.

[2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0532.

[3] http://www.citizen.org/documents/EU-ISDS-liability.pdf

Voor

Tegen